Meie Urselman onderzocht voor haar masterscriptie voor haar studie geschiedenis met specialisatie Erfgoed aan de universiteit onder andere de paardenmarkt van Elst. Ze bezocht daarvoor verschillende keren het Erfgoedlokaal van Marithaime waar ze gebruik maakte van aanwezige documentatie en de expertise van enkele leden. Meie is inmiddels afgestudeed, waarvoor onze felicitaties. Op verzoek van de redactie van deze Nieuwsbrief was ze bereid de belangrijkste bevindingen op papier te zetten.
Tussen traditie en transformatie: De ontwikkeling van mens-dierrelaties op de paardenmarkten van Elst en Nijmegen (1850-1970)
Paarden waren ooit de motor van het dagelijks leven. Ze trokken ploegen, karren en trams, brachten mensen naar hun werk en waren onmisbaar in de landbouw en handel. Maar in de loop van de twintigste eeuw veranderden die vanzelfsprekendheid. Mijn masterscriptie “Tussen traditie en transformatie” onderzoekt hoe die verandering zichtbaar werd op twee Nederlandse paardenmarkten, die van Elst en Nijmegen.
De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe veranderde de waarde die besturen, kopers, verkopers en bezoekers tussen 1850 en 1970 op de paardenmarkten van Elst en Nijmegen aan paarden toekenden? Door beide markten met elkaar te vergelijken, laat ik zien hoe mens en paard langzaam uit elkaar groeiden en hoe de paardenmarkt veranderde van een plek van handel en noodzaak in een feest van traditie en herinnering.
De bronnen
Om dit onderzoek te doen heb ik gebruikgemaakt van verschillende soorten bronnen. Zo heb ik archiefmateriaal uit het Regionaal Archief Nijmegen en het Gelders Archief gebruikt, maar ook krantenartikelen uit onder andere weekblad De Betuwe die bij Historische Vereniging Marithaime in te zien zijn en heb ik verschillende boeken gebruikt, zo ook De Elster Paardenmarkt van Frits Hoogveld. Deze combinatie van bronnen maakt het onderzoek levendig: het laat zien hoe mensen in verschillende tijden en omgevingen over paarden dachten, hoe ze ermee werkten en hoe dat veranderde.
De organisatie en regels van de markt
Het eerste hoofdstuk van mijn onderzoek beschrijft hoe de paardenmarkten praktisch georganiseerd waren. In beide plaatsen lag de organisatie aanvankelijk bij de gemeenteraad, later bij aparte commissies die toezagen op de gang van zaken.
In Nijmegen groeide de markt in de negentiende eeuw uit tot een belangrijke stedelijke gebeurtenis. De gemeente voegde extra marktdagen toe en reikte prijzen uit om handelaren aan te moedigen meer paarden aan te voeren. Er kwam steeds meer nadruk op economie en efficiëntie.
In Elst was de aanpak kleiner, maar persoonlijker. De markt bleef sterk verbonden met de dorpsgemeenschap. Toen rond 1890 het aantal aangeleverde paarden terugliep, werd een speciaal comité opgericht dat de markt nieuw leven inblies met bijvoorbeeld een paardenloterij.
In de loop van de tijd veranderde ook de regelgeving. Met de komst van de Veewet van 1920 kwamen er duidelijke voorschriften over dierenwelzijn, hygiëne en toezicht. Dierenartsen moesten alle paarden keuren, zieke dieren werden geweerd, en het gebruik van schoon stro werd verplicht. De veranderende regels laten zien dat mensen anders naar dieren begonnen te kijken, minder als werktuig en meer als levend wezen dat bescherming verdiende.
Ook het vervoer veranderde: eerst kwamen de paarden te voet, later per trein of vrachtwagen. Door de komst van de auto moesten er parkeerplaatsen voor bezoekers komen, wat aangeeft dat het karakter van de markt steeds meer opschoof van handel naar beleving.
De cijfers: groei, bloei en verval
In het tweede hoofdstuk analyseer ik de aanvoercijfers van de paarden naar de twee paardenmarkten om zo te zien hoe de handel zich ontwikkelde.
Uit de cijfers blijkt dat de Nijmeegse paardenmarkt in de tweede helft van de negentiende eeuw sterk groeide. De stad was toen nog afhankelijk van paarden voor transport, vervoer van goederen en werk in de industrie. Rond 1900 bereikte de handel een hoogtepunt, vergelijkbaar met de bloeiperiode van andere Europese steden zoals Antwerpen en Parijs. Daarna ging het echter snel bergafwaarts. De opkomst van gemotoriseerde voertuigen maakte het paard overbodig als werkdier. Rond en vooral na de Tweede Wereldoorlog was de paardenhandel in Nijmegen vrijwel verdwenen.
In Elst verliep dat proces langzamer. Op het platteland bleven paarden tot ver in de twintigste eeuw belangrijk voor landbouw en vervoer. De markt bleef daardoor levendiger, ook al nam de economische betekenis af. Tegen de jaren zestig kwamen mensen vooral nog voor het gezellige dorpsfeest en de herinnering aan vroegere tijden.
De cijfers laten dus zien hoe de stad en het platteland elk hun eigen tempo van verandering kenden: in Nijmegen maakte modernisering het paard overbodig, in Elst hield traditie het dier in ere.
De betekenis van de paarden en de paardenmarkt
Het derde hoofdstuk gaat over wat de paardenmarkt betekende voor de mensen. Aanvankelijk was het een plek van handel en noodzaak, waar boeren en handelaren elkaar troffen om paarden te kopen en verkopen. Maar langzaam veranderde dat.
Vanaf de twintigste eeuw werd de paardenmarkt van Elst steeds meer een sociaal en cultureel evenement. Mensen kwamen niet alleen voor de handel, maar ook voor het samenzijn, de kermis, de muziek en het spektakel. De markt kreeg een feestelijk karakter en werd een belangrijk onderdeel van de lokale identiteit.
Tegelijkertijd veranderde de houding tegenover dieren in Nederland. Waar paarden vroeger vooral als werkinstrument werden gezien, groeide er meer empathie en zorg. Dierenbescherming kreeg aandacht, mishandeling werd afgekeurd, en de markt kreeg een vriendelijker gezicht.
De Elster paardenmarkt wist zich zo aan te passen aan de tijd. Terwijl de Nijmeegse markt in de jaren vijftig definitief stopte, bleef Elst haar markt vieren. Tegenwoordig is die erkend als immaterieel cultureel erfgoed, een levende herinnering aan het samenspel tussen mens, dier en gemeenschap.
Slot – Van werkdier naar erfgoed
De geschiedenis van de paardenmarkten van Elst en Nijmegen vertelt eigenlijk het bredere verhaal van Nederland tussen 1850 en 1970. Het is het verhaal van een land dat veranderde van agrarisch naar industrieel, van paard en wagen naar motor en auto. Maar ook van mensen die hun band met dieren opnieuw gingen definiëren.
Waar het paard in de stad uit het straatbeeld verdween, bleef het op het platteland symbool staan voor identiteit, saamhorigheid en nostalgie. De Elster paardenmarkt is daar een prachtig voorbeeld van: een traditie die meebeweegt met de tijd, maar haar wortels in het verleden houdt.
Mijn onderzoek laat zien dat een paardenmarkt veel meer is dan handel alleen. Het is een spiegel van onze cultuur, van de manier waarop wij ons verhouden tot dieren, werk en gemeenschap.
Meie Urselman

