Vrijen in de Betuwe

Barend Glasius (1805-1886) was in 1834 predikant van Slijk-Ewijk toen hij een brief schreef aan Jacob Scheltema, die enige jaren daarvoor de publicatie van Volksgebruiken der Nederlanders bij het vrijen en trouwen had verzorgd. Hij wilde Scheltema op de hoogte stellen van Volksgebruiken in de Betuwe bij het vrijen. De redactie van de Nieuwsbrief wil u deze bijzondere beschrijving niet onthouden.

Bron: Gelders Oudheidkundig Contactbericht 1/84, 1980

Ik maak tevens van deze gelegenheid gebruik (…) omtrent gewoonten, welke in  de Betuwe bij het vrijen van oudsher hebben plaatsgevonden en nog plaatsvinden, te berigten.

Ik heb hetzelve uit den mond van geloofwaardige lieden, terwijl eigene opmerking mij van de waarheid overtuigd heeft. Het uit vrijen gaan vindt alhier doorgaans alleen gedurende den zoomer plaats. Alsdan zijn de meisjes gewoon om zich des zondags namiddags, netjes opgekleed, naar de weilanden te begeven om het vee te melken . Zijn er nu onder de jongelieden van de andere sekse, die zin in eene der melksters hebben, dan begeven zij zich ook naar het land, waar hunne schoone zich bevindt. Over liefde wordt hier echter geen enkel woord gewisseld.

Het meisje kent het doel des bezoekers, zoodra deze komt. Het middel, dat hem bekend moet maken of zijn bezoek welgevallig is, bestaat eenvoudig daarin, dat hij aanbiedt om haar den kooperen kan, waarin zij de melk draagt, op den rug te tillen. Dit noemt men de kan opbeuren. Gelukt dit, dan is hij zeker, dat zijn persoon althans niet tegenstaat en hij vergezelt het meisje tot hare woning.

Den volgenden zondag laat hij zich weder bij het melken vinden. Wordt zijn aanbod opnieuw aangenomen, dan vraagt hij het voorwerp zijner keuze om met hem op de naastvolgende kermis in de nabuurschap te gaan. Gebeurt dit, dan groeit zijne hoop, want over het eigenlijke zijner bedoelingen wordt nog geen woord gewisseld.

Op de kermis zelve geschiedt dit voor de eerste maal en wordt dan ook doorgaans de zaak geklonken, waarna de ouderlijke toestemming gevraagd wordt. Ik moet er nog bijvoegen, dat een jongeling, wien het eerste aanbod geweigerd wordt, niet ligtelijk tot herhaling besluiten zal. Intusschen stemt het langzame voortgaan der vrijaardje vrijwel met het phlegmatieke volkskarakter van de bewoners der Betuwe overeen.

In de bruidsdagen begeven zich de jongelieden uit de buurt naar het huis der bruid om haar met vreugdeschoten (hetwelk men buksen noemt) te vereeren. De bruidegom moet dan buiten komen en naar evenredigheid van zijn vermogen onthalen. Indien hij dit niet doet, heeft hij niet alleen smaadwoorden, maar ook eene alles behalve vereerende versiering van het huis zijner bruid te verwachten. (…)

UwwelEd. Gestr. Dienstwilligen Dienaar

B. Glasius.